Bij negen op de tien COVID-patiënten die tijdens de eerste golf werden opgenomen op de intensive care van het Maastricht UMC+ was drie maanden na ontslag uit het ziekenhuis nog altijd longschade zichtbaar. Dat concluderen longartsen, intensivisten en radiologen op basis van longfunctietesten en CT-scans. In het American Journal of Respiratory and Critical Care Medicine rapporteerden de Maastrichtse specialisten onlangs hun bevindingen.
Het respiratoire coronavirus SARS-CoV-2 heeft er wereldwijd voor gezorgd dat er al tienduizenden mensen aan de beademing moesten op een intensive care. Ook nu zet het aantal opgenomen COVID-patiënten de zorg, en in het bijzonder de ic-zorg, onder druk. De intensieve beademing is noodzakelijk vanwege de schade die het virus aanricht aan longcellen en -weefsel. Het virus laat echter ook nog lang na een infectie zijn sporen na, waardoor een intensieve follow-up van patiënten gerechtvaardigd is. De studie van de Maastrichtse specialisten onderschrijft dat belang.
Tijdens de eerste golf van het coronavirus dit jaar (maart t/m mei) werden bijna 100 patiënten opgenomen en beademd op de intensive care van het Maastricht UMC+. Ruim de helft daarvan was drie maanden later nog in leven. De patiënten die het virus overleefden werden drie maanden na de ic-opname gezien op een gespecialiseerde poli. Daar werd in een samenwerkingsverband tussen longspecialisten, radiologen en intensivisten gekeken naar longfunctietesten en CT-scans. Daaruit bleek onder meer dat slechts bij twee patiënten geen restschade in de longen zichtbaar was drie maanden na ontslag uit het ziekenhuis. Bij negen op de tien patiënten bleek met name de zuurstofopname door het longweefsel nog ernstig beperkt. Ook op de scans waren bij het merendeel van de patiënten nog afwijkingen in de longen zichtbaar.
(Bron en volledig artikel Zorgkrant)